Uitspraak
20.4196 AW
OVERWEGINGEN
2 juli 2019 over de totstandkoming van het onderhandelingsakkoord vermeld:
Centrale Raad van Beroep
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2021, met zaaknummer 20/4196 AW, werd het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant, een raadsheer bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het bestuur van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 oktober 2020, waarin werd meegedeeld dat zijn mobiliteitstoeslag met ingang van 1 oktober 2020 in vijf jaarlijkse stappen van 20% zou worden afgebouwd. Deze afbouw was het gevolg van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst rechterlijke macht 2018-2020, waarin was afgesproken dat de mobiliteitstoeslagen zouden worden afgebouwd en dat de instroom zou stoppen. De Raad oordeelde dat de afbouw van de mobiliteitstoeslag niet in strijd was met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat er geen ernstige gebreken waren in de totstandkoming van de relevante regelgeving. De Raad benadrukte dat de regeling was tot stand gekomen na overleg met de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en dat de afbouw van de toeslag was ingebed in een breder pakket van maatregelen. Appellant had betoogd dat de afbouw inbreuk maakte op zijn eigendomsrecht, maar de Raad oordeelde dat de inmenging gerechtvaardigd was en dat er een legitieme doelstelling was. De Raad concludeerde dat het beroep van appellant ongegrond moest worden verklaard.