ECLI:NL:CRVB:2021:1633
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake laattijdige aanvraag Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellant, geboren in 1981, had op 18 april 2017 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het Uwv had deze aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat appellant arbeidsvermogen had. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij op zijn achttiende geen arbeidsvermogen had en dat het Uwv ten onrechte geen onderzoek had gedaan naar zijn medische situatie vijf en tien jaar na zijn achttiende verjaardag. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om aan hun conclusies te twijfelen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt op grond van de Wajong. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.