ECLI:NL:CRVB:2021:1631
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens niet-verzekerd zijn op eerste arbeidsongeschiktheidsdag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uwv om betrokkene een WIA-uitkering toe te kennen. Betrokkene, die sinds 2009 als Process Engineering Manager werkzaam was bij een Amerikaanse werkgever, viel op 15 maart 2015 uit voor zijn werkzaamheden. Na zijn terugkeer naar Nederland sloot hij op 12 november 2015 een arbeidsovereenkomst met appellante, maar meldde zich op dezelfde datum ziek. Het Uwv weigerde de WIA-uitkering op de grond dat betrokkene niet verzekerd was voor de Wet WIA op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, die volgens het Uwv op 15 maart 2015 lag. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de rechtbank Den Haag verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag bepalend is voor de verzekeringsstatus en dat betrokkene op die datum geen werknemer was in de zin van de Wet WIA.
In hoger beroep erkende appellante dat betrokkene op 15 maart 2015 ziek was, maar stelde dat de arbeidsovereenkomst per 9 november 2015 relevant was voor de beoordeling van de WIA-uitkering. Het Uwv handhaafde echter zijn standpunt dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag niet verandert door de indiensttreding bij appellante. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd de WIA-uitkering toe te kennen, omdat betrokkene op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag niet verzekerd was voor de Wet WIA. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.