ECLI:NL:CRVB:2021:1618
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep Wajong-uitkering en arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante die een Wajong-uitkering heeft aangevraagd, maar deze is door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen. De appellante, geboren in 1990, heeft psychische klachten, waaronder depressieve klachten, PTSS en een angststoornis. Het Uwv heeft na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek geconcludeerd dat appellante arbeidsvermogen heeft, wat heeft geleid tot de afwijzing van haar aanvraag. De rechtbank Limburg heeft de bezwaren van appellante tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het onderzoek van de verzekeringsartsen onzorgvuldig is geweest en dat haar psychische klachten zijn onderschat. Ze heeft nieuwe medische informatie overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan hun conclusies. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep grotendeels als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De Raad heeft verder overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet onzorgvuldig heeft gehandeld door appellante niet apart te onderzoeken na de hoorzitting. De Raad concludeert dat appellante, ondanks haar psychische problematiek, niet voldoet aan de criteria voor het hebben van arbeidsvermogen en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De beslissing is genomen op 7 juli 2021.