ECLI:NL:CRVB:2021:1590
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag starterskrediet door het Uwv en hoger beroep van betrokkene
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een starterskrediet door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Betrokkene, die eerder een WGA-uitkering had ontvangen, had in 2017 een aanvraag ingediend voor een starterskrediet van € 55.000,- om een eigen bedrijf te beginnen in cricket- en hockeyartikelen. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, onder andere omdat de hoogte van het maximaal toe te kennen krediet lager was en er twijfels bestonden over de haalbaarheid van het bedrijfsmodel van betrokkene. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft in twee aangevallen uitspraken geoordeeld dat het Uwv niet zorgvuldig had gehandeld bij de afwijzing van het krediet, maar het Uwv heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het Uwv in redelijkheid de aanvraag voor het starterskrediet heeft kunnen afwijzen. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het Uwv niet zorgvuldig had gehandeld, omdat het Uwv zich had gebaseerd op adviezen van deskundigen en dat de investeringen die betrokkene had gedaan vóór de aanvraag van het krediet geen invloed konden hebben op de besluitvorming. De Raad heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze het bestreden besluit had vernietigd. Het beroep van betrokkene tegen het besluit van het Uwv is ongegrond verklaard.