ECLI:NL:CRVB:2021:1580
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsvermogen van appellant in het kader van Wajong 2010 en 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellant, geboren in 1983, had in verband met psychische problematiek arbeids- en inkomensondersteuning ontvangen op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Met de inwerkingtreding van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) is appellant in 2017 beoordeeld op zijn arbeidsvermogen. Het Uwv concludeerde dat appellant geen duurzaam arbeidsvermogen had, wat leidde tot een verlaging van zijn Wajong-uitkering.
Appellant ging in beroep tegen het besluit van het Uwv, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de argumenten van appellant een herhaling waren van wat eerder bij de rechtbank was aangevoerd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de medische informatie niet aantoonde dat het voortijdig afbreken van de behandeling door appellant voortkwam uit ziekte of gebrek. De Raad concludeerde dat er nog reële mogelijkheden voor behandeling waren en dat het arbeidsvermogen van appellant niet duurzaam ontbreekt.
Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen, omdat de procedure nog niet langer dan vier jaar had geduurd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af.