Uitspraak
19 3418 WW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Appellant heeft het Uwv verzocht om met toepassing van Hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet (WW) de loondoorbetalingsverplichtingen van werkgeefster over te nemen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van appellant tot vergoeding van gewerkte overuren. Appellant, werkzaam bij een failliete werkgever, had het Uwv verzocht om de loondoorbetalingsverplichtingen over te nemen. Het Uwv had eerder een uitkering toegekend, maar weigerde de vergoeding voor overwerk omdat deze uren al in het maandloon waren inbegrepen. Appellant stelde dat hij recht had op vergoeding van overuren, maar de rechtbank Gelderland had zijn beroep ongegrond verklaard. De Centrale Raad oordeelde dat de vordering van appellant aan gerede twijfel onderhevig was en dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde overuren. De enkele vermelding van 40 uren per week op de loonstrook was niet voldoende om een duidelijke aanspraak op uitbetaling van overuren te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het verzoek van appellant niet voor overname in aanmerking kwam, omdat het onvoldoende aanwijsbaar en concreet was. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en concrete bewijsvoering bij vorderingen op een betalingsonmachtige werkgever.