ECLI:NL:CRVB:2021:1504
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en WIA-uitkering na ziekmelding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die zich op 6 juni 2016 ziekmeldde, had op 12 maart 2018 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Tevens verzocht hij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een loonsanctie op te leggen aan zijn werkgever, omdat deze weigerde hem te laten re-integreren. Het Uwv weigerde echter de WIA-uitkering en stelde dat zowel appellant als zijn werkgever voldoende hadden gedaan aan de re-integratie. De rechtbank oordeelde dat het Uwv ten onrechte had gesteld dat er geen aanvraag om een loonsanctie was gedaan en vernietigde het besluit van het Uwv. In hoger beroep heeft de Raad bevestigd dat het besluit van 7 mei 2018, dat mede op de aanvraag om een loonsanctie betrekking had, geldig was, ondanks dat het later was ingetrokken en vervangen door een ander besluit. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er voldoende was beslist op de aanvraag om een loonsanctie, en dat het intrekken van het besluit van 7 mei 2018 geen invloed had op de rechtsgevolgen van de eerdere beslissing. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat het bestreden besluit niet was herroepen.