ECLI:NL:CRVB:2021:1496

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
19/2422 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens gokactiviteiten en schending van inlichtingenverplichting

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2021, staat de herziening en terugvordering van bijstand centraal. De appellant, die in de periode van januari 2015 tot en met mei 2017 bijstand ontving, heeft zijn inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van zijn gokactiviteiten en de stortingen op zijn bankrekeningen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstandsverlening ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 22.460,08.

De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de terugvordering niet proportioneel is. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat deze beroepsgrond niet slaagt. Het college heeft in de maanden waarin de stortingen hebben plaatsgevonden alleen rekening gehouden met de inkomsten tot de gestorte bedragen. Bovendien is het onduidelijk wat de inkomsten uit de gokactiviteiten zijn geweest in de maanden waarin de bijstand is ingetrokken, waardoor de Raad niet kan concluderen dat de terugvordering niet proportioneel is.

De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat het beroep van de appellant op de zes-maandenjurisprudentie niet opgaat, aangezien deze rechtspraak niet van toepassing is bij schending van de inlichtingenverplichting. De Centrale Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de gronden van de appellant af. Er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

19.2422 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2019, 18/2438 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 8 juni 2021
Zitting hebben: G.M.G. Hink, W.F. Claessens en P.W. van Straalen
Griffier: Y.S.S Fatni
Appellant en gemachtigde van appellant zijn niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Zonneveld.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak berust op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de intrekking dan wel de herziening van bijstand in de periode januari 2015 tot en met mei 2017. Het college heeft de over die periode gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van uiteindelijk € 22.460,08. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van gokactiviteiten en van stortingen op zijn bankrekeningen. In de maanden waarin het college heeft vastgesteld dat appellant heeft gegokt, kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld en wordt het recht op bijstand ingetrokken. De stortingen op de bankrekening heeft het college in aanmerking genomen als inkomsten. Het college heeft die inkomsten in de betreffende maanden op de bijstand in mindering gebracht.
Het hoger beroep komt er op neer dat de terugvordering niet proportioneel is. Die grond slaagt niet. Dat is alleen al het geval omdat het college in de maanden waarin de stortingen hebben plaatsgevonden alleen rekening heeft gehouden met een bedrag aan inkomsten tot de gestorte bedragen. Over de maanden waarin het college de bijstand heeft ingetrokken, is niet duidelijk wat de inkomsten uit de gokactiviteiten zijn geweest, zodat niet kan worden geoordeeld dat de terugvordering niet proportioneel zou zijn.
De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat het beroep van appellant op de zes-maandenjurisprudentie niet slaagt omdat deze rechtspraak geen toepassing vindt bij schending van de inlichtingenverplichting. Het college is dan verplicht de bijstand terug te vorderen.
De gronden slagen niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
Voor een kostenveroordeling bestaat dan geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) Y.S.S. Fatni (getekend) G.M.G. Hink