Uitspraak
19.2603 AW
OVERWEGINGEN
second opinionte vragen bij een andere bedrijfsarts, maar dat appellante ook van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, werkzaam bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, had zich ziek gemeld en kreeg een loonkorting van 30% opgelegd. De minister baseerde de betermelding van appellante op de conclusie van de bedrijfsarts, maar appellante betwistte deze beslissing en stelde dat haar arbeidsongeschiktheid het gevolg was van een beroepsziekte. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de loonkorting onterecht was toegepast, aangezien er geen bewijs was dat de ziekte het gevolg was van een beroepsincident.
Daarnaast werd appellante ontslagen op basis van verstoorde verhoudingen, zoals bedoeld in artikel 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). De Raad oordeelde dat de minister voldoende onderbouwing had gegeven voor het ontslag en dat appellante niet had aangetoond dat de verstoring van de verhoudingen voornamelijk het gevolg was van de werkomstandigheden. De Raad bevestigde dat appellante geen recht had op een ontslagvergoeding bovenop de uitkering op grond van de Individuele Naastwettelijke Regeling.
Verder werd het verzoek van appellante om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen onrechtmatige besluiten waren genomen door de minister. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.