ECLI:NL:CRVB:2021:1434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de WGA-uitkering en de toegenomen beperkingen van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving op basis van arbeidsongeschiktheid. Appellante had zich op 7 januari 2011 ziekgemeld met fysieke klachten en ontving vanaf 4 januari 2013 een WGA-uitkering. Deze uitkering werd echter beëindigd per 4 oktober 2015, omdat het Uwv oordeelde dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar psychische en fysieke klachten voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor zij eerder een uitkering ontving. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv niet overtuigend heeft aangetoond dat de toegenomen beperkingen van appellante voortkomen uit een andere ziekteoorzaak. De Raad heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit van het Uwv berust op een onzorgvuldige voorbereiding en gebrekkige motivering, en heeft het Uwv opgedragen om de gebreken in het besluit te herstellen. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.602,- bedragen. De uitspraak is gedaan op 9 juni 2021.