Uitspraak
19.869 PW, 19/1701 PW
mr. De Vaal verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Punter.
OVERWEGINGEN
23 maart 2016 de woning van appellant doorzocht. Ook de bevindingen van die doorzoeking heeft de sociaal rechercheur bij zijn onderzoek betrokken. In de woning is onder meer € 24.800,- aan contant geld aangetroffen. Verder heeft de sociaal rechercheur de gegevens van de financiële recherche over appellant en bankafschriften van appellant onderzocht. De sociaal rechercheur heeft, samen met een collega, op 21 juni 2016 appellant en op 22 juni 2016 zijn vriendin verhoord. De resultaten van het onderzoek van de sociaal rechercheur staan in een proces-verbaal van bevindingen van 29 september 2017.
19 augustus 2015 tot en met 22 maart 2016 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 6.889,90 van hem teruggevorderd. Aan dat besluit ligt ten grondslag dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet bij het college te melden dat hij een gezamenlijke huishouding voerde vanaf 19 augustus 2015.
4 februari 2016 contante bedragen gestort tot een totaalbedrag van € 15.825,-. In 2013 is € 3.295,- gestort, in 2014 € 4.445,-, in 2015 € 7.165,- en in januari en februari 2016 in totaal € 920,-. Tijdens de doorzoeking in de woning van appellant op 23 maart 2016 is daarnaast € 24.800,- aan contant geld aangetroffen.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.