ECLI:NL:CRVB:2021:14
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van Wajong-uitkering na onterecht ontvangen nabetaling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van een Wajong-uitkering. Appellant, die sinds 11 december 2001 een Wajong-uitkering ontving, kreeg in januari 2017 een nabetaling van € 6.663,82 bruto over de periode van 1 november 2015 tot en met 31 oktober 2016. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter vastgesteld dat deze nabetaling onterecht was, omdat appellant in die periode te veel inkomsten uit arbeid had genoten. Het Uwv heeft daarom besloten de Wajong-uitkering met terugwerkende kracht te herzien en het teveel betaalde bedrag terug te vorderen.
De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellant stelde in hoger beroep dat hij erop mocht vertrouwen dat de nabetaling correct was, vooral na bevestiging van de HRM-adviseur van zijn werkgever. De Raad oordeelde echter dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de nabetaling niet terecht was, gezien zijn inkomsten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van herziening en terugvordering af te zien.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv de onverschuldigd betaalde Wajong-uitkering moest terugvorderen en dat het terugvorderingsbedrag uit coulance was verlaagd tot € 5.000,-. De proceskosten van appellant werden door het Uwv vergoed, evenals het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ontvangers van uitkeringen om zich bewust te zijn van hun recht op uitkeringen in relatie tot hun inkomsten.