ECLI:NL:CRVB:2021:1354

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
19/619 WLZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang en intrekking van de beslissing op bezwaar door CIZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 20 december 2018. De Centrale Raad heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang meer bestond. Tijdens de zitting heeft het CIZ verklaard de beslissing op bezwaar van 8 mei 2018 in te trekken en op korte termijn nader onderzoek te verrichten naar de vraag of appellante recht heeft op zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz).

De Centrale Raad heeft overwogen dat, gezien de intrekking van de beslissing op bezwaar door het CIZ en de toezegging om een nieuwe beslissing te nemen, er geen aanleiding meer is om de aangevallen uitspraak te beoordelen. De partijen waren het erover eens dat er goede gronden zijn voor nader onderzoek. De Centrale Raad heeft bepaald dat tegen de nieuwe beslissing van het CIZ slechts beroep kan worden ingesteld bij de Raad.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met L.M. Tobé als voorzitter en J.P.A. Boersma en R.M. van Male als leden. De griffier van de Centrale Raad van Beroep, M. Stumpel, heeft de uitspraak vastgelegd. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

19.619 WLZ-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2018, 18/4328 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

Datum uitspraak: 19 mei 2021
Zitting hebben: L.M. Tobé als voorzitter en J.P.A. Boersma en R.M. van Male als leden
Griffier: M. Stumpel
Ter zitting is appellante verschenen, bijgestaan door mr. N Brands en haar begeleidster [naam] . CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt en mr. L.M.R. Kater.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat CIZ een nieuwe beslissing op bezwaar neemt en dat tegen deze beslissing slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Partijen zijn het er over eens dat er goede gronden zijn om nader onderzoek te doen naar de vraag of [appellante] is aangewezen op zorg als bedoeld in de Wet langdurige zorg (Wlz).
CIZ heeft ter zitting verklaard de beslissing op bezwaar van 8 mei 2018 in te trekken en op korte termijn het onder 1 bedoelde nadere onderzoek te verrichten. Op basis van de relevante feiten en omstandigheden en het nu geldende recht zal CIZ een nieuwe beslissing op bezwaar nemen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen bestaat geen procesbelang meer bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak en wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen de door CIZ te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep worden ingesteld.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) M. Stumpel (getekend) L.M. Tobé
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep