Uitspraak
19.619 WLZ-PV
CIZ
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat CIZ een nieuwe beslissing op bezwaar neemt en dat tegen deze beslissing slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 20 december 2018. De Centrale Raad heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang meer bestond. Tijdens de zitting heeft het CIZ verklaard de beslissing op bezwaar van 8 mei 2018 in te trekken en op korte termijn nader onderzoek te verrichten naar de vraag of appellante recht heeft op zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz).
De Centrale Raad heeft overwogen dat, gezien de intrekking van de beslissing op bezwaar door het CIZ en de toezegging om een nieuwe beslissing te nemen, er geen aanleiding meer is om de aangevallen uitspraak te beoordelen. De partijen waren het erover eens dat er goede gronden zijn voor nader onderzoek. De Centrale Raad heeft bepaald dat tegen de nieuwe beslissing van het CIZ slechts beroep kan worden ingesteld bij de Raad.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met L.M. Tobé als voorzitter en J.P.A. Boersma en R.M. van Male als leden. De griffier van de Centrale Raad van Beroep, M. Stumpel, heeft de uitspraak vastgelegd. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.