ECLI:NL:CRVB:2021:1352
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag plaatsing in functie van medewerker op basis van RAAF
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, werkzaam als Assistent bij een afdeling, had een aanvraag ingediend om geplaatst te worden in de functie van medewerker, salarisschaal 6, op basis van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF). De korpschef van politie heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de feitelijk opgedragen werkzaamheden van appellante niet in overwegende mate voldeden aan de niveaubepalende elementen van de functie van Medewerker.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting heeft appellante haar werkzaamheden toegelicht, maar de korpschef heeft gemotiveerd betoogd dat de werkzaamheden van appellante niet het niveau van de functie van Medewerker overstijgen. De Raad heeft overwogen dat de beoordeling van de feitelijke werkzaamheden van appellante niet alleen op basis van een terughoudende toetsing kan plaatsvinden, maar dat er ook gekeken moet worden naar de vaststelling van de feiten.
De Raad concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar werkzaamheden wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. De korpschef heeft terecht gesteld dat het onderscheid tussen de functies Assistent en Medewerker nog steeds bestaat. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.