In deze zaak hebben verzoekers hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland van 11 januari 2018, met zaaknummers 17/114 en 17/116. De verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van Almere hebben overeenstemming bereikt over de geschilpunten en een schikking getroffen. Verzoekers hebben de Centrale Raad van Beroep verzocht om uitspraak te doen over hun verzoek om schadevergoeding wegens de overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in beide zaken met één jaar en bijna drie maanden is overschreden. De totale tijdsduur van de procedure, vanaf de ontvangst van de bezwaarschriften op 10 februari 2016 tot de uitspraak op 4 mei 2021, bedraagt vijf jaar en bijna drie maanden. De Raad heeft de schadevergoeding berekend volgens de methode die is uiteengezet in het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252. De Raad heeft het college en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de verzoekers. Het college moet elk van de verzoekers € 400,- vergoeden, terwijl de Staat der Nederlanden elk van de verzoekers € 1.100,- moet vergoeden. Daarnaast zijn de proceskosten van de verzoekers, die zijn begroot op € 267,-, eveneens verdeeld over het college en de Staat.