ECLI:NL:CRVB:2021:1330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing bijstandsaanvraag op basis van een en/of rekening en rechtsbeginselen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 23 oktober 2012 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had zijn bijstandsaanvraag op 19 september 2018 ingediend na een eerdere intrekking van zijn bijstand per 21 augustus 2018. De intrekking was gebaseerd op het niet verschijnen van de appellant op oproepen voor gesprekken. De rechtbank had de intrekking in stand gelaten, waarop de appellant geen hoger beroep had ingesteld. Bij de nieuwe aanvraag werd de bijstandsverlening afgewezen omdat de appellant beschikte over een en/of rekening met contante stortingen die hoger waren dan de bijstandsnorm. De Raad oordeelde dat de appellant geen recht had op bijstand, omdat de stortingen op de en/of rekening als inkomen werden aangemerkt. Het beroep op het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel werd door de Raad verworpen, omdat er geen toezeggingen of uitlatingen waren gedaan door het college die de appellant een gerechtvaardigde verwachting hadden kunnen geven dat de en/of rekening buiten beschouwing zou worden gelaten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.