ECLI:NL:CRVB:2021:1328

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
20/2034 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Marokko, een herzieningsverzoek ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 31 januari 2019, waarin haar aanvraag om een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het herzieningsverzoek meer dan één jaar na de datum van openbaarmaking van de eerdere uitspraak is ingediend en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden (nova) zijn gepresenteerd die de herziening zouden rechtvaardigen. Hierdoor is het verzoek om herziening als onredelijk laat ingediend beoordeeld. De Raad heeft in eerdere uitspraken benadrukt dat een verzoek om herziening niet onredelijk lang mag worden uitgesteld. In dit geval is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de Centrale Raad van Beroep niet ingaat op de inhoud van het verzoek. De uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, met E.M. Welling als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 juni 2021.

Uitspraak

20.2034 ANW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 januari 2019, 17/4474
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats], Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 3 juni 2021
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:366.
De Svb heeft een reactie op dit verzoek om herziening ingezonden.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij uitspraak van 31 januari 2019 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 mei 2017, 16/7244, bevestigd. In die uitspraak van 23 mei 2017 heeft de rechtbank het beroep van verzoekster tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard omdat de Svb terecht de aanvraag om een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet heeft afgewezen.
1.2.
Een eerder verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 januari 2019 heeft de Raad afgewezen bij uitspraak van 13 maart 2020, 19/1236 ANW-PV.
2. Op 12 mei 2020 heeft verzoekster weer gevraagd om herziening van de uitspraak van
31 januari 2019 en verzocht haar recht op een nabestaandenuitkering opnieuw te beoordelen.
3. Op grond van artikel 8:119 van de Awb kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.1.
Gelet op de uitspraken van de Raad van 20 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1055, en van 21 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4060, moet in het belang van de rechtseenheid voorop worden gesteld, dat van degene die om herziening vraagt van een uitspraak mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend herzieningsverzoek moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2.
Een verzoek om herziening wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nieuwe feiten en omstandigheden (nova) dan wel, indien geen nova zijn gesteld, als het is ingediend meer dan een jaar na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
4.3.
De hiervoor in 4.1 geformuleerde regel geldt niet voor het indienen van een verzoek om herziening van een uitspraak over een bestuurlijke boete. Een dergelijk verzoek is niet aan de in 4.2 vermelde termijn van één jaar gebonden.
4.4.
In deze zaak, die geen betrekking heeft op een uitspraak over een bestuurlijke boete,
zijn bij het herzieningsverzoek geen nova gesteld en is het herzieningsverzoek meer dan één jaar na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht ingediend. Daarom moet worden geoordeeld dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend.
4.5.
Gelet op 4.1 tot en met 4.4 moet het voorliggende herzieningsverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van E.M. Welling als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2021.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) E.M. Welling

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
Déclare la requête de révision non recevable.
Par consequent, décidée par A. van Gijzen en présence de E.M. Welling en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 3 juin 2021.