ECLI:NL:CRVB:2019:366

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
17/4474 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering op grond van de ANW na overlijden echtgenoot

In deze zaak heeft appellante, een vrouw uit Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) af te wijzen. De aanvraag volgde na het overlijden van haar echtgenoot, die in 1993 met appellante was gehuwd en sinds 2004 een ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Svb weigerde de uitkering met het argument dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet in Nederland woonde of werkte, en dus niet verzekerd was onder de ANW. Dit besluit werd door de rechtbank Amsterdam bevestigd, die oordeelde dat de echtgenoot niet verzekerd was op grond van de ANW of het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, en dat hij ook niet vrijwillig verzekerd was.

Tijdens de zitting op 17 januari 2019 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. M. Sturmans. Appellante voerde aan dat haar echtgenoot een Nederlands pensioen ontving en dat zij in een slechte financiële situatie verkeerde. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en geconcludeerd dat appellante geen recht heeft op de nabestaandenuitkering, noch op basis van de Nederlandse wetgeving, noch op basis van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko (NMV). De slechte financiële situatie van appellante kan op zich geen reden zijn om een uitkering toe te kennen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

17.4474 ANW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 mei 2017, 16/7244 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 31 januari 2019
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2019. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is in 1993 gehuwd met [naam echtgenoot] (echtgenoot). De echtgenoot is na een verblijf in Nederland in 1990 met een remigratie-uitkering teruggekeerd naar Marokko. Sinds juli 2004 ontving hij een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Nadat de echtgenoot op 31 januari 2016 was overleden, heeft appellante een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3.
Bij besluit van 15 juli 2016 heeft de Svb appellante een nabestaandenuitkering geweigerd. Dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 20 oktober 2016 gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet in Nederland woonde of werkte en dus niet verzekerd was op grond van de ANW. De echtgenoot was evenmin verzekerd op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, nu hij sinds 2004 een AOW-pensioen ontvangt en dat besluit vanaf 1 januari 2000 niet meer voorziet in een verzekering voor de ANW voor degene die in het buitenland woont en een AOW-pensioen ontvangt. De echtgenoot was verder niet vrijwillig verzekerd voor de ANW. Tot slot was hij niet verzekerd op grond van de Marokkaanse wetgeving, zodat hij ook geen recht kon ontlenen aan het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NMV).
3. Appellante heeft ook in hoger beroep naar voren gebracht dat haar echtgenoot een Nederlands pensioen ontving en dat zij zich in een slechte financiële positie bevindt.
4.1.
De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Noch op grond van de Nederlandse wetgeving, noch op grond van het NMV kan appellante aanspraak maken op een nabestaandenuitkering. De Svb heeft naar aanleiding van het hoger beroep terecht opgemerkt dat een slechte financiële toestand op zich geen reden kan vormen om een uitkering toe te kennen.
4.2.
De aangevallen uitspraak moet daarom worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2019.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) L. Boersma

KS