In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het verzoek om ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) werd afgewezen. Appellant, die als logistiek medewerker werkte, meldde zich ziek na een auto-ongeluk op 19 oktober 2015. Het Uwv stelde vast dat appellant per 7 juli 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn eigen werk. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd overwogen dat het onderzoek dat aan het besluit ten grondslag lag voldoende zorgvuldig was en dat de medische informatie niet leidde tot een ander oordeel. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn medische problemen op de datum in geding hem verhinderden om zijn werk te verrichten. De Raad heeft een deskundige benoemd, die concludeerde dat er op de datum in geding geen sprake was van een beperking op orthopedisch terrein voor de rechterschouder. De Raad volgde het oordeel van de deskundige en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die stelden dat de rugklachten van appellant al in de beoordeling waren meegewogen. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor de procedure met tien maanden was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.000,- aan appellant.