Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 11 juni 2020 ongegrond
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, twee B.V.'s, tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de ingangsdatum van de IVA-uitkering van hun ex-werknemer. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 mei 2021 uitspraak gedaan. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het besluit van het Uwv vernietigd, omdat het Uwv niet had onderbouwd waarom de ingangsdatum van de IVA-uitkering niet eerder dan 7 april 2016 kon zijn vastgesteld. Appellanten stelden dat hun ex-werknemer al per 1 mei 2014 duurzaam arbeidsongeschikt was en dat de IVA-uitkering met terugwerkende kracht vanaf die datum moest ingaan.
De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv het bezwaar van appellanten niet volledig had gehonoreerd. De Raad volgde appellanten niet in hun standpunt dat er al op 1 mei 2014 sprake was van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat de ingangsdatum van de IVA-uitkering niet eerder kon zijn vastgesteld dan 9 april 2015, zoals het Uwv in het bestreden besluit 2 had gedaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellanten tegen het besluit van 11 juni 2020 ongegrond.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het Uwv om zorgvuldig te onderzoeken of er sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid en de relevante wetgeving, zoals artikel 48 en artikel 64 van de Wet WIA, bij de beoordeling van aanvragen voor uitkeringen. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep, aangezien de rechtbank daarover al beslissingen had genomen.