In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, een werkgever, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de loonsanctie niet had bekort. De appellante had kosten gemaakt voor juridische begeleiding in verband met het re-integratietraject van een werknemer, die zij als schadepost aan het Uwv wilde toerekenen. De Raad oordeelde dat er een causaal verband bestond tussen het onrechtmatige besluit van het Uwv en de gemaakte kosten. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellante gegrond. Het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van de schade van € 2.074,50 en de kosten van de rechtsbijstand werden begroot op in totaal € 2.670,-. De uitspraak benadrukt het belang van het vaststellen van een causaal verband tussen onrechtmatige besluiten en de daaruit voortvloeiende schade.