ECLI:NL:CRVB:2021:1226

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
18/1989 WAJONG-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot rectificatie van een eerdere uitspraak van 14 april 2021. Appellante had verzocht om rectificatie omdat in de eerdere uitspraak niet was beslist op haar verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft partijen in een brief van 30 april 2021 geïnformeerd over zijn voornemen om de uitspraak te rectificeren, waarop beide partijen geen bezwaar hebben gemaakt.

De Raad heeft de eerdere uitspraak gewijzigd door het verzoek om schadevergoeding op te nemen in het procesverloop. Tevens is de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt in verband met het verzoek. De Raad heeft overwogen dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure in totaal vier jaar en zes maanden heeft geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- ten laste van de Staat.

Daarnaast is de Staat veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 267,-. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak bevestigd en de nieuwe beslissing is gepubliceerd op rechtspraak.nl. De uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen, en is openbaar uitgesproken op 20 mei 2021.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 14 april 2021, 18/1989 Wajong
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 20 mei 2021

PROCESVERLOOP

Bij brief van 22 april 2021 heeft appellante verzocht de uitspraak van 14 april 2021 te rectificeren omdat daarin niet is beslist op het in de brief van 18 maart 2021 gedane verzoek om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
De Raad heeft partijen bij brief van 30 april 2021 meegedeeld voornemens te zijn de uitspraak te rectificeren. In de genoemde brief is aan partijen meegedeeld dat zij binnen vier weken schriftelijk kunnen reageren op het voornemen van de Raad tot rectificatie van de uitspraak.
Beide partijen hebben de Raad schriftelijk laten weten geen bezwaar te hebben tegen de voorgenomen rectificatie.

OVERWEGINGEN

De Raad wijzigt de uitspraak van 14 april 2021, 18/1989 Wajong als volgt.
Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt in het procesverloop opgenomen. De Staat der Nederlanden wordt in verband met het verzoek als partij aangemerkt.
Na overweging 5 van de uitspraak worden de volgende overwegingen aan de uitspraak toegevoegd:
6. Over het verzoek van appellante om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt als volgt overwogen.
6.1.
Of de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van betrokkene (appellant) gedurende de gehele rechtsgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van appellant, zoals uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens naar voren komt.
6.2.
Uit vaste rechtspraak (zie de uitspraak van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009) volgt dat een bestuursrechtelijke procedure in drie instanties, behoudens uitzonderingen, niet langer dan vier jaar mag duren. Verder is in deze uitspraak overwogen dat in beginsel de hoogte van de schadevergoeding € 500,- bedraagt voor elk half jaar of gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn in de procedure in zijn geheel is overschreden.
6.3.
Voor het onderhavige geval betekent dit het volgende. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door het Uwv op 14 januari 2017 tot de datum waarop de Raad uitspraak heeft gedaan zijn vier jaar en afgerond zes maanden verstreken. De Raad ziet geen aanleiding de redelijke termijn voor deze procedure op meer dan vier jaar te stellen. De redelijke termijn is in de rechterlijke fase met (afgerond) zes maanden overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van € 500,- ten laste van de Staat.
6.4.
Er is aanleiding de Staat te veroordelen in de proceskosten van appellante ter zake van het verzoek. Deze kosten worden begroot op € 267,- ter zake van het verzoek om schadevergoeding (1 punt voor het verzoek met een wegingsfactor 0,5).
De nieuwe beslissing gaat luiden:

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de Staat (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt de Staat (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 267,-;
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 14 april 2021 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2021.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) R.L. Rijnen