Uitspraak
19 3097 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-vervolguitkering van appellant. Appellant, die eerder als heftruckchauffeur werkte, had zich op 29 mei 2011 ziek gemeld en ontving na een periode van arbeidsongeschiktheid een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 35%, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 8 april 2018. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn klachten waren onderschat en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren.
De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden dat de geselecteerde functies geschikt waren. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde dat de FML van 29 januari 2018 adequaat was en dat de psychische klachten van appellant voldoende waren meegenomen in de beoordeling.
De Raad oordeelde verder dat het Uwv terecht het indexcijfer van december 2017 had gebruikt voor de berekening van het maatmanloon, en dat er geen strijd was met de wet. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek van appellant om schadevergoeding werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere beslissing van de rechtbank terecht was.