ECLI:NL:CRVB:2021:1191
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van bonus met WIA-uitkering en de kwalificatie als loon uit tegenwoordige of vroegere dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verrekening van een bonus met de WIA-uitkering van appellant, die als senior portfoliomanager werkzaam was. Appellant was sinds 22 februari 2016 arbeidsongeschikt door een ski-ongeval en ontving vanaf 19 februari 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering. In april 2018 ontving hij een bonus van € 10.295,-, die door het Uwv werd aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en verrekend met de WIA-uitkering. Appellant stelde dat de bonus moest worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking, omdat deze betrekking had op de jaren 2014, 2015 en 2016, toen hij nog werkzaam was.
De Centrale Raad oordeelde dat de bonus terecht als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking werd aangemerkt. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er een nauw verband bestond tussen de bonus en de verrichte arbeid van appellant. De bonus was een rechtstreekse beloning voor de arbeid die appellant had verricht als senior portfoliomanager. De Raad verwierp de stelling van appellant dat de bonus vergelijkbaar was met een pensioenuitkering en dat deze onverplicht was. De werkgever had de bonus in de jaren voorafgaand aan de uitbetaling toegezegd, en de hoogte was afhankelijk van de prestaties van appellant.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond was verklaard. De Raad concludeerde dat het Uwv de bonus op goede gronden had verrekend met de WIA-uitkering en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.