In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv. Appellant, geboren in 1990, heeft in 2016 zijn studie aan de Universiteit van Amsterdam gestaakt vanwege medische klachten, waaronder een psychose en een depressieve stoornis. Het Uwv had zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering afgewezen, met de stelling dat zijn arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn gebrek aan arbeidsvermogen wel degelijk duurzaam is, ondersteund door rapporten van zijn behandelaars.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke situatie van appellant. De behandelaars van appellant hebben overtuigend aangetoond dat zijn somberheid en gebrek aan draagkracht niet behandelbaar zijn. De Raad heeft de conclusies van de behandelaars als uitgangspunt genomen en geoordeeld dat het ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie duurzaam is. Hierdoor voldoet appellant aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en appellant met terugwerkende kracht een Wajong-uitkering toegekend vanaf 7 augustus 2017. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente en proceskosten.