ECLI:NL:CRVB:2021:1135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.C.G. Okhuizen
- K.M.P. Jacobs
- Y. J. Klik
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van naderhand verkregen middelen in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om de terugvordering van naderhand verkregen middelen door het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers van appellant, die sinds 17 februari 2012 bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW). De zaak is ontstaan na een aanrijding op 24 mei 2010, waarbij appellant letselschadevergoeding heeft ontvangen. Het dagelijks bestuur heeft in 2016 de bijstand ingetrokken en in 2017 een bedrag van € 13.811,06 teruggevorderd, omdat de schadevergoeding als vermogen werd aangemerkt. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het terug te vorderen bedrag vastgesteld op € 11.311,06 netto. Appellant is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 18 mei 2021 geoordeeld dat de aanspraak op de middelen is ontstaan voor de aanvang van de bijstand, en dat de situatie bij de aanvang van de bijstand beslissend is voor de vaststelling van de in aanmerking te nemen middelen. De Raad heeft overwogen dat het dagelijks bestuur in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat een bedrag van € 3.003,94 niet tot de middelen van appellant wordt gerekend in verband met intering. Ook heeft de Raad geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schadevergoeding voor een deel betrekking heeft op medische kosten en dat de schuld aan zijn vader niet in aanmerking kan worden genomen. De Raad heeft het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd.