ECLI:NL:CRVB:2021:1114
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding van schade en gebruikelijke hulp bij huishoudelijke taken
Op 12 mei 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een aanvraag van appellante voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellante, die lijdt aan verschillende gezondheidsproblemen, had een aanvraag ingediend voor begeleiding en hulp bij het huishouden, maar deze was door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem afgewezen. Het college stelde dat de benodigde hulp door haar inwonende kleinzoon kon worden geboden, wat volgens hen voldeed aan de criteria voor gebruikelijke hulp.
De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het hoger beroep stelde de Centrale Raad van Beroep vast dat appellante vanwege haar beperkingen inderdaad hulp nodig heeft, maar dat de kleinzoon, die bij haar inwoont, in redelijkheid de gevraagde ondersteuning kan bieden. De Raad oordeelde dat de aard van de werkzaamheden en de persoonlijke omstandigheden van de kleinzoon niet zodanig zijn dat hij niet kan worden geacht gebruikelijke hulp te verlenen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het nieuwe besluit van het college ongegrond.
De Raad concludeerde dat er geen grond was voor een veroordeling tot schadevergoeding en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.