1.5.Bij besluit van 15 januari 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 mei 2018 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat appellante vanaf het moment van de inkomensachteruitgang tot aan de aanvraag en ook daarna geen aantoonbare inspanning heeft verricht om goedkopere woonruimte te vinden. Verder is niet aangetoond dat een inspanning tot verhuizen in redelijkheid niet van appellante verwacht zou kunnen worden. Het mogelijk ontstaan van een restschuld is geen bijzondere omstandigheid.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen, waarbij voor eiseres appellante moet worden gelezen.
“5. (…) De aanvraag die in deze procedure voorligt, dateert van ongeveer zeven maanden na de afwijzing van die vorige aanvraag. De rechtbank is niet gebleken dat er in die zeven maanden iets wezenlijks is veranderd in de situatie van eiseres dat relevant is voor de beoordeling van haar huidige aanvraag. In ieder geval is niet gebleken dat zij in die zeven maanden actief op zoek is gegaan naar een andere en goedkopere woning. Zij heeft weliswaar een uitdraai overgelegd van een beschikbare huurwoning waar tot 12 juli 2018 op kon worden gereageerd, maar daaruit zou hooguit kunnen worden afgeleid dat eiseres ingeschreven heeft gestaan en niet dat zij ook daadwerkelijk op die of andere woningen heeft gereageerd.
6. In het kader van de eerdere aanvraag heeft de CRvB in zijn uitspraak van 30 oktober 2018 overwogen dat eiseres begin 2014 is verhuisd naar haar huidige woning aan de (…). Al op dat moment was zij echter niet in staat om zelfstandig de woonlasten te betalen. Desondanks heeft zij de woning betrokken en is zij daar blijven wonen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verkoop van de woning in de periode voor de aanvraag niet mogelijk was. Voor zover eiseres niet voor het verkopen van haar woning heeft gekozen om een eventuele restschuld te voorkomen, komen de gevolgen van die keuze voor haar rekening. De rechtbank is van oordeel dat deze overwegingen van de CRvB nog onverkort van toepassing zijn op de huidige aanvraag. Daar komt bij dat er in de loop van deze procedure nog een onderhands bod op de woning is gedaan, dat hoger was dan de resterende hypotheekschuld. Eveneens heeft eiseres een bedrag aan de curator betaald, zodat de overwaarde van haar woning vanwege haar faillissement niet te gelde zou worden gemaakt. De rechtbank ziet ook in deze feiten en omstandigheden ondersteuning voor het reeds gegeven oordeel van de CRvB.
7. Verder heeft eiseres volgens de CRvB evenmin aannemelijk gemaakt dat zij zich heeft laten inschrijven als woningzoekende. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige procedure. Eiseres heeft ook in deze procedure weliswaar gesteld dat zij periodes ingeschreven heeft gestaan, maar daarvan heeft zij geen objectieve en verifieerbare gegevens overgelegd. Dat eiseres die inschrijving zou hebben laten verlopen, omdat zij niet in aanmerking zou komen voor een woning vanwege een gebrek aan inkomsten, leidt niet tot een ander oordeel. Uit navraag door het college is namelijk gebleken dat het ook zonder inkomsten mogelijk is om te reageren op een woning in de laagste huurprijsklasse. Ook het argument dat eiseres niet kan verhuizen omdat zij door de zorg voor haar autistische pleegzoon een aangepaste woning nodig heeft, doet er niet aan af dat zij geen aantoonbare pogingen heeft ondernomen om voor een dergelijke huurwoning in aanmerking te komen.
8. Ten slotte heeft eiseres aangevoerd dat in [woonplaats] geen huurwoning met 2 aparte slaapkamers bestaat die zo goedkoop is, dat zij goedkoper kan wonen dan dat zij nu woont. Het college heeft er echter terecht op gewezen dat eiseres in een huurwoning aanspraak kan maken op huurtoeslag, zodat haar maandelijkse netto woonlasten onder haar huidige hypotheeklasten kunnen uitkomen. Een beroep op bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag is dan niet meer nodig. Bovendien is het de bedoeling dat een woonkostentoeslag slechts tijdelijk wordt verstrekt, terwijl het college dit bij gelijkblijvende omstandigheden aan eiseres zou moeten blijven verstrekken als zij in haar huidige woning blijft wonen.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college de aanvraag van bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag terecht heeft afgewezen, omdat eiseres geen aantoonbare inspanningen heeft verricht om goedkopere woonruimte te vinden. (…)”
3. In hoger beroep heeft appellant(e) zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.