ECLI:NL:CRVB:2021:1102
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.M. Heijs
- P.W.J. Hospel
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep inzake verzoek om herziening van wrakingsbeslissing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 maart 2020. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank in een geschil met de minister van Infrastructuur en Waterstaat. In het kader van dit hoger beroep heeft verzoeker op 23 april 2021 een verzoek tot wraking van de behandelend rechter ingediend, welke niet-ontvankelijk werd verklaard. Vervolgens heeft verzoeker op 3 mei 2021 verzocht om herziening van deze wrakingsbeslissing.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat herziening van een uitspraak een bijzonder rechtsmiddel is, zoals vastgelegd in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad stelt vast dat tegen de beslissing op een wrakingsverzoek geen rechtsmiddel openstaat, zoals bepaald in artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb. Dit betekent dat de Raad onbevoegd is om kennis te nemen van het verzoek om herziening van de wrakingsbeslissing. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek.
De uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van griffier P.W.J. Hospel, en is openbaar uitgesproken op 7 mei 2021. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.