ECLI:NL:CRVB:2021:1067
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingezetenschap en verzekering op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in Marokko, had vanaf zijn 24e tot medio 2014 in Nederland gewoond en is daarna teruggekeerd naar Marokko. In februari 2019 heeft hij kinderbijslag aangevraagd voor zijn kleinkinderen, maar de aanvraag is afgewezen omdat hij niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) stelde dat appellant vanaf 1 januari 2018 niet verzekerd was op grond van de AKW, omdat hij geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat zijn banden met Nederland op enig moment waren verbroken. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel degelijk ingezetene van Nederland is, ondanks zijn verblijf in Marokko. Hij heeft zijn situatie toegelicht, maar de Svb heeft betoogd dat appellant zijn ingezetenschap in Nederland heeft verloren bij zijn vertrek naar Marokko in 2014.
De Raad heeft geoordeeld dat appellant vanaf 1 januari 2018 geen woonplaats in Nederland had en dat de bestaande banden met Nederland onvoldoende waren om hem als ingezetene aan te merken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat appellant niet verzekerd was op grond van de AKW, omdat hij niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.