In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WIA-uitkering van een werkneemster die arbeidsongeschikt was geraakt. De werkneemster was op 4 december 2012 uitgevallen voor haar werk als machinebediende en had in 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had aanvankelijk de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 40,86%, maar na bezwaar en een deskundigenrapport van psychiater M.A. Bozdağ werd deze mate herzien naar 80-100%. De werkgever voerde in hoger beroep aan dat er ten onrechte geen aanvullende beperkingen waren aangenomen en dat de conclusies van de deskundige onvoldoende waren onderbouwd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 80-100% had vastgesteld, en dat de deskundige overtuigend had gemotiveerd dat er geen reden was voor aanvullende beperkingen. Daarnaast werd er een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn behandeld. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden met meer dan twee jaar, wat leidde tot een schadevergoeding van € 2.500,-. De kosten van de procedure werden begroot op € 1.869,-, die het Uwv moest vergoeden aan de werkneemster.