ECLI:NL:CRVB:2021:1004
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van re-integratie-inspanningen en loonsanctie in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de re-integratie-inspanningen van een werkgever in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellant, die arbeidsongeschikt was, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen loonsanctie op te leggen aan zijn werkgever. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar appellant was van mening dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. De Raad oordeelde dat het Uwv ten onrechte had geconcludeerd dat de werkgever voldoende inspanningen had geleverd. De Raad stelde vast dat er geen bevredigend re-integratieresultaat was bereikt en dat de werkgever niet in redelijkheid had kunnen komen tot de verrichte inspanningen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit van het Uwv, herroepte het besluit om geen loonsanctie op te leggen, en oordeelde dat het onderzoek heropend moest worden voor een nadere uitspraak over de schadevergoeding die appellant had verzocht. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de kosten van de rechtsbijstand van appellant.