ECLI:NL:CRVB:2020:990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant ontving van 21 juli 2015 tot en met 30 september 2016 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Na een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg om bankafschriften te overleggen, heeft de appellant deze gegevens niet verstrekt. Het college heeft daarop de bijstand ingetrokken en de kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 11.546,43, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat het college misbruik van zijn bevoegdheid heeft gemaakt door gegevens op te vragen die niet relevant zouden zijn. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college bevoegd was om de bankafschriften op te vragen, gezien de omstandigheden van de zaak en de twijfel over de rechtmatigheid van de bijstand. De Raad heeft vastgesteld dat de inbreuk op de privacy van de appellant niet onevenredig was in verhouding tot het doel van de gegevensverzameling.
De Raad heeft de beroepsgronden van de appellant verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.