ECLI:NL:CRVB:2020:920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bevoegdheid van de bestuursrechter inzake ontslagvergunning en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding, dat voortvloeide uit een loonsanctie die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ten onrechte was bekort. De appellant had in 2008 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd en had later schadevergoeding gevraagd omdat hij meende dat hij door de onrechtmatige bekorting van de loonsanctie geen ontslagvergoeding had ontvangen. De rechtbank had geoordeeld dat de bestuursrechter niet bevoegd was om te oordelen over de ontslagvergunning en het bijbehorende schadebesluit, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van de appellant.
In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van de appellant beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen bewijs was dat de appellant een ontslagvergoeding zou hebben ontvangen als de loonsanctie niet was bekort. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bestuursrechter niet bevoegd was om over de gestelde schade te oordelen. De Raad concludeerde dat de door de appellant gestelde schade niet aannemelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.T. de Kwaasteniet als voorzitter.