Uitspraak
18 4485 PW
PROCESVERLOOP
.Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 1 januari 1997 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet (PW). De aanleiding voor de intrekking was de ontdekking van een hennepknipperij op hun uitkeringsadres door de politie op 6 juni 2016. De politie constateerde dat er zich een hennepknipperij bevond in een schuur op het perceel van appellanten, waar ook appellante aanwezig was. De woning van appellanten werd op 9 augustus 2016 voor drie maanden gesloten op grond van de Opiumwet. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft vervolgens de bijstand over de maand juni 2016 ingetrokken en teruggevorderd, omdat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door geen melding te maken van de hennepknipperij.
Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij niet betrokken waren bij de hennepknipperij en dat de intrekking van de bijstand over de gehele maand juni 2016 niet redelijk was. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de aanwezigheid van de hennepknipperij op hun perceel voldoende grond biedt voor de veronderstelling dat appellanten betrokken waren bij de exploitatie ervan. De Raad stelt vast dat appellanten geen bewijs hebben geleverd dat zij niet betrokken waren en dat zij geen informatie hebben verstrekt over hun financiële situatie. De Raad bevestigt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en teruggevorderd.
Daarnaast heeft het college de bijstand herzien op basis van de kostendelersnorm, omdat appellanten tijdelijk bij vrienden verbleven. Appellanten hebben betoogd dat deze herziening niet redelijk was, maar de Raad oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een individuele afstemming van de bijstand rechtvaardigen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellanten ongegrond had verklaard.