ECLI:NL:CRVB:2020:883
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om algemene bijstand wegens onduidelijkheid over financiële en woonsituatie
In deze zaak heeft appellant op 3 augustus 2016 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant niet de gevraagde gegevens over zijn financiële en woonsituatie heeft verstrekt. Appellant heeft meerdere keren verzocht om uitstel voor het aanleveren van deze gegevens, maar heeft uiteindelijk niet voldaan aan de wettelijke inlichtingenverplichting. Het college heeft de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd, omdat niet kon worden vastgesteld of appellant recht op bijstand had.
De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zich tegen deze uitspraken gekeerd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant niet de benodigde duidelijkheid heeft verschaft over zijn situatie. De Raad heeft vastgesteld dat de gevraagde gegevens essentieel zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand en dat appellant deze gegevens niet heeft verstrekt. De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend.
De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, met A.A.H. Ibrahim als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 april 2020.