In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een ambtenaar bij de gemeente Papendrecht, was verplicht om schade te vergoeden die de gemeente had geleden als gevolg van zijn plichtsverzuim, waaronder verduisterde contante betalingen en misgelopen betalingen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, wat leidde tot zijn ontslag en de verplichting om de geleden schade te vergoeden. De vordering van de gemeente werd in eerste instantie vastgesteld op € 139.333,10, maar na bezwaar werd dit bedrag verlaagd tot € 100.224,10. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de appellant veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 72.118,10. De Raad heeft ook geoordeeld dat de kosten van het onderzoek door Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat deze niet noodzakelijk waren. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ambtenaren en de gevolgen van plichtsverzuim.