ECLI:NL:RBROT:2017:1500

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
10/680742-15 ontneming
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van voordeel van verduistering en ambtelijke corruptie door een opzichter van de gemeente Papendrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die als opzichter van de begraafplaats van de gemeente Papendrecht betrokken was bij verduistering en ambtelijke corruptie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. E. Baars, behandeld, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 44.170,- schatte. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder verduistering en het aannemen van steekpenningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in totaal € 36.336,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald, bestaande uit € 27.686,- aan verduisterde gelden en € 8.650,- aan steekpenningen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de Gemeente Papendrecht, tot schadevergoeding van € 27.686,- toegewezen, wat in mindering werd gebracht op het geschatte voordeel. Uiteindelijk is de veroordeelde verplicht om € 8.650,- aan de staat te betalen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen bij het vaststellen van het te betalen bedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/680742-15 (ontneming)
Datum uitspraak: 15 februari 2017
Tegenspraak

VONNIS

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
[woonplaats] ,
raadsman mr. J.M.C. Wessels, advocaat te Zwijndrecht.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2017, waarop de vordering tegelijk met de strafzaak is behandeld.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van heden, 15 februari 2017, is de veroordeelde veroordeeld wegens na te noemen strafbare feiten.
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie mr. E. Baars, zoals deze na wijziging op de terechtzitting van 1 februari 2017 is komen te luiden, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat op € 44.170,-. Voorts strekt de vordering tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft primair gevorderd een betalingsverplichting op te leggen van € 8.600,-. Zij heeft hierbij in aanmerking genomen dat volgens haar ten aanzien van het in het vonnis van 15 februari 2017 onder 1 bewezenverklaarde een bedrag van € 35.570,- als schadevergoeding kan worden toegewezen aan de benadeelde partij Gemeente Papendrecht. Zij acht het redelijk dit bedrag in mindering te brengen op het bedrag dat de veroordeelde dient te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Subsidiair, namelijk voor het geval dit gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet wordt toegekend, heeft zij gevorderd een betalingsverplichting op te leggen van € 8.600,-, verhoogd met een bedrag van € 35.570,-.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Het geschatte voordeel betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld. De officier van justitie heeft gesteld dat dit een bedrag van € 8.600,- betreft aan ontvangen steekpenningen (verkregen door middel van of uit de baten van de feiten 2, primair en 3) en een bedrag van € 35.570,- aan verduisterde gelden (verkregen door middel van of uit de baten van feit 1).
STANDPUNT VERDEDIGING
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het ontnemingsbedrag niet gelijk hoeft te zijn aan het bedrag dat is verkregen aan steekpenningen en het bedrag dat is verduisterd. Subisidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd, met dien verstande dat moet worden uitgegaan van de volgende bedragen:
  • bij de feiten 2 en 3 primair een totaalbedrag van maximaal € 2.950,- en subsidiair het bedrag dat door medeveroordeelde [naam medeveroordeelde 1] is genoemd;
  • bij feit 1 een totaalbedrag van maximaal € 25.196,-.
STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Bij voormeld vonnis van 15 februari 2017 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van
1.
als ambtenaar opzettelijk geld dat hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren, meermalen gepleegd;
2, primair
als ambtenaar een gift en belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd;
3.
als ambtenaar een gift en belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze strafbare feiten door de veroordeelde zijn begaan.
VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de hiervoor vermelde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient te worden ontnomen.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt nader het volgende overwogen.
In voormeld vonnis in de strafzaak heeft de rechtbank met betrekking tot feit 1 bewezen verklaard dat de veroordeelde in totaal een bedrag van € 27.686,- heeft verduisterd.
Met betrekking tot de feiten 2 primair en 3 heeft medeveroordeelde [naam medeveroordeelde 2] bij de politie verklaard dat hij het totale bedrag dat de veroordeelde van hem heeft ontvangen schat op € 8.750,- of € 100,- minder. De veroordeelde heeft bij de politie en op de terechtzitting verklaard dat dit bedrag kan kloppen. Op grond hiervan wordt vastgesteld dat de veroordeelde van [naam medeveroordeelde 2] in totaal een bedrag van € 8.650,- aan steekpenningen heeft ontvangen.
De veroordeelde heeft verklaard dat hij werd afgeperst en dat hij deze feiten heeft gepleegd om zijn afpersers te kunnen betalen. Zoals overwogen in voormeld vonnis, acht de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank acht daarom voldoende aannemelijk dat de veroordeelde dit geld in zijn geheel voor zichzelf heeft gehouden.
Het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen wordt daarom in totaal geschat op (€ 27.686,- + € 8.650,- =) € 36.336,-.
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bij voormeld vonnis in de strafzaak heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij Gemeente Papendrecht toegewezen tot een bedrag van € 27.686,-. Dit betreft het gehele bedrag aan bewezen verduisterde gelden. Zoals voorgesteld door de officier van justitie, zal dit bedrag in mindering worden gebracht op het bedrag dat veroordeelde wederrechtelijk aan voordeel heeft verkregen.
Dit betekent dat zal worden bepaald dat de veroordeelde ter zake van wederrechtelijk verkregen voordeel, een bedrag van € 8.650,-, aan de staat moet betalen.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 36.336,- (zegge: zesendertigduizend driehonderdzesendertig euro);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 8.650,-(zegge: achtduizend zeshonderdvijftig euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.