In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die als opzichter van de begraafplaats van de gemeente Papendrecht betrokken was bij verduistering en ambtelijke corruptie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. E. Baars, behandeld, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 44.170,- schatte. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder verduistering en het aannemen van steekpenningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in totaal € 36.336,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald, bestaande uit € 27.686,- aan verduisterde gelden en € 8.650,- aan steekpenningen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de Gemeente Papendrecht, tot schadevergoeding van € 27.686,- toegewezen, wat in mindering werd gebracht op het geschatte voordeel. Uiteindelijk is de veroordeelde verplicht om € 8.650,- aan de staat te betalen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen bij het vaststellen van het te betalen bedrag.