ECLI:NL:CRVB:2020:824
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die sinds 16 augustus 2010 uitgevallen is voor zijn werkzaamheden als medewerker schade-afhandeling vanwege psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het Uwv op basis van medische rapporten heeft geconcludeerd dat appellant op 23 mei 2016 niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 24 november 2016 gemotiveerd dat er reële behandelmogelijkheden waren, wat impliceert dat de arbeidsmogelijkheden van appellant zouden kunnen toenemen. Appellant had geen toestemming gegeven voor navraag bij De Waag, waar hij eerder in behandeling was, waardoor onduidelijkheid ontstond over de reden waarom daar geen behandeling is gestart. De rechtbank oordeelt dat het Uwv voldoende onderbouwd heeft dat de voorgestelde behandeling bij de Viersprong niet kan worden afgewezen op basis van eerdere behandelingen, en dat de kans op herstel niet uitgesloten kan worden. De Raad onderschrijft deze overwegingen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant wordt afgewezen.