ECLI:NL:CRVB:2020:770
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake zorgplicht regiotaxi
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die rolstoelafhankelijk is, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen, waarin zijn verzoek om aanpassing van de vervoersvoorziening (regiotaxi) werd afgewezen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant zich tot de Centrale Raad wendde.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. De appellant stelde dat het college niet voldoet aan de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Hij verlangde een principiële uitspraak over de vraag of het college met de regiotaxi voldoet aan deze zorgplicht. De Raad oordeelde echter dat een louter principieel belang niet voldoende is om procesbelang aan te nemen, en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en bevestigt dat een principiële vraag niet automatisch leidt tot ontvankelijkheid in hoger beroep. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.