In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Uwv tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Betrokkene, die als telefoniste/receptioniste werkte, heeft sinds oktober 2012 te maken met cognitieve klachten en heeft een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv weigerde deze aanvankelijk, omdat betrokkene minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. In hoger beroep heeft het Uwv zijn standpunt gewijzigd en erkend dat betrokkene recht heeft op een WIA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 63,86%. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, maar het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene. De Raad heeft de beslissing van het Uwv herroepen en bepaald dat betrokkene met ingang van 29 september 2015 recht heeft op de WIA-uitkering.