Uitspraak
18.3141 WIA
OVERWEGINGEN
.De rechtbank is terecht ervan uitgegaan dat het aan het Uwv is, indien sprake is van toegenomen beperkingen, sluitend te onderbouwen dat sprake is van een andere ziekteoorzaak.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die eerder een WIA-uitkering ontving, had verzocht om herbeoordeling van zijn uitkering na te hebben gemeld dat zijn gezondheid per mei 2015 was verslechterd. Het Uwv had op 3 augustus 2016 geweigerd om appellant opnieuw een WIA-uitkering toe te kennen, omdat de gezondheidsklachten volgens hen anders waren dan tijdens de eerdere uitkering. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de psychische beperkingen van appellant niet waren toegenomen en dat de rugklachten een andere oorzaak hadden dan eerder vastgesteld. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van het Uwv en dat appellant niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering per 1 mei 2015. De uitspraak benadrukt de bewijslast die op het Uwv rust bij het vaststellen van toegenomen beperkingen en de noodzaak om deze goed te onderbouwen.