ECLI:NL:CRVB:2020:453
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering op basis van woonsituatie en terugvordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de herziening van de studiefinanciering van appellante, die door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was herzien op basis van een controle van haar woonsituatie. De minister had vastgesteld dat appellante vanaf 1 oktober 2014 als thuiswonende studerende moest worden aangemerkt, wat leidde tot een terugvordering van € 5.538,03. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft deze beslissing. De Raad oordeelt dat de feitelijke onjuistheden in de rapportage van de controleurs niet leiden tot een ander oordeel. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat appellante op het adres waar zij ingeschreven staat daadwerkelijk haar hoofdverblijf heeft. De reisgegevens van appellante wijzen erop dat zij niet op het brp-adres woont, en de verklaring van appellante over haar reisgedrag sluit niet aan bij de gegevens. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.