Uitspraak
19.427 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
Th. C. van Sloten als leden, in tegenwoordigheid van V.Y. van Almelo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2020.
Centrale Raad van Beroep
Op 25 februari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een appellant die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden, waarbij zijn aanvraag voor deelname aan de minimaregelingen voor 2017 niet-ontvankelijk was verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard en het college opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen, maar had geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
In hoger beroep heeft de appellant zich tegen deze beslissing gekeerd, met name tegen het ontbreken van een proceskostenvergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat de noodzaak om beroep in te stellen uitsluitend te wijten was aan de handelswijze van de gemachtigde van de appellant. De gemachtigde had meerdere kansen om te melden dat het bestreden besluit pas na 5 december 2017 door de appellant was ontvangen, maar heeft dit niet gedaan. Hierdoor had het college direct kunnen besluiten op het bezwaar, waardoor het instellen van beroep niet nodig was geweest.
De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om het college te veroordelen in de proceskosten van de appellant. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.