ECLI:NL:RBOBR:2024:2631
Rechtbank Oost-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen over studiefinanciering niet-ontvankelijk verklaard
Op 17 juni 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Verspaandonk, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber. Eiser had op 29 september 2022 een verzoek tot herziening ingediend over zijn recht op studiefinanciering, maar de minister had hierop pas op 17 juli 2023 beslist. Eiser stelde beroep in omdat er niet tijdig op zijn verzoek was beslist. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 17 juni 2024, waarbij de zitting via MS Teams plaatsvond. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Dit omdat de minister inmiddels op het herzieningsverzoek had beslist, waardoor eiser geen procesbelang meer had bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank overwoog dat eiser geen belang meer had bij de beoordeling van het beroep, aangezien de minister inmiddels had beslist op het herzieningsverzoek. Eiser had recht op een vergoeding van proceskosten, maar de rechtbank besloot om geen proceskosten te vergoeden, omdat de zitting niet nodig was. De rechtbank had eerder al aangegeven dat eiser geen procesbelang meer had en eiser had geen inhoudelijke argumenten naar voren gebracht om de zitting voort te zetten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.F. Vink, in aanwezigheid van griffier mr. S.L. Burg. Partijen hebben het recht om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.