ECLI:NL:CRVB:2020:427

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
17/7529 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet gehandhaafde maatregel van 100% bijstandsverlaging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Weert, waarbij haar bijstandsverlening met 100% werd verlaagd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 februari 2020 uitspraak gedaan. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het college de opgelegde maatregel niet handhaaft. Dit leidde tot de conclusie dat de grondslag van het bestreden besluit is komen te vervallen. De Raad heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het besluit van 25 oktober 2016 herroepen. Tevens is het college veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan appellante, die in totaal € 1.575,- bedragen, en het griffierecht van € 170,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

17.7529 PW

Datum uitspraak: 25 februari 2020
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
20 november 2017, 17/1382 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Weert (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.H.A. Bos, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2020. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door P.A.P.J. Hecker.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 25 oktober 2016 heeft het college de aan appellante toegekende bijstand bij wijze van maatregel met ingang van 1 oktober 2016 gedurende één maand verlaagd met 100% van de bijstandsnorm.
1.2.
Bij besluit van 12 april 2017 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 25 oktober 2016 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. Ter zitting heeft het college te kennen gegeven de opgelegde maatregel niet te handhaven. Hiermee is de grondslag aan het bestreden besluit komen te ontvallen. Tevens heeft het college meegedeeld bereid te zijn aan appellante een proceskostenvergoeding te betalen.
4.1.
Gelet op wat onder 4 is overwogen, slaagt het hoger beroep en moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en, zelf in de zaak voorziend, het besluit van 25 oktober 2016 herroepen.
5. Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de kosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 525,- in bezwaar, € 525,- in beroep en € 525,- in hoger beroep voor verleende rechtshulp, in totaal dus € 1.575,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 12 april 2017 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • herroept het besluit van 25 oktober 2016 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 12 april 2017;
  • veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.575,-;
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk als voorzitter en J.L. Boxum en
E.C.G. Okhuizen als leden, in tegenwoordigheid van A.A.H. Ibrahim als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2020.
(getekend) F. Hoogendijk
(getekend) A.A.H. Ibrahim