In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van appellante door het college van burgemeester en wethouders van Hengelo. Appellante ontving sinds 7 april 2011 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en was ingeschreven op een adres in Hengelo. Het college stelde dat appellante haar woonplaats had prijsgegeven en geen recht meer had op bijstand, omdat zij meer tijd in een andere gemeente doorbracht. De Raad oordeelde dat het college niet voldoende bewijs had geleverd dat appellante haar woonplaats daadwerkelijk had verplaatst. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij het college ligt en dat de enkele verklaring van appellante over haar verblijf in een andere gemeente niet voldoende was om te concluderen dat zij haar woonplaats had verloren. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en herstelde de bijstandsverlening. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante.