Uitspraak
18.2280 ZW
OVERWEGINGEN
.Het Uwv heeft appellante in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellante, die zich ziek had gemeld na een auto-ongeluk. Appellante, die als productiemedewerkster werkte, had zich op 28 december 2015 ziek gemeld en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Na een beoordeling door een verzekeringsarts in 2016 werd vastgesteld dat appellante in staat was om gangbare arbeid te verrichten, wat leidde tot de conclusie dat zij per 27 januari 2017 geen recht meer had op ziekengeld. Dit besluit werd door het Uwv bevestigd na een bezwaarprocedure.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar fysieke beperkingen. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen medische onderbouwing was voor de stelling dat appellante volledig arbeidsongeschikt was op de datum in geding. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat het Uwv terecht voor de maatstaf 'zijn arbeid' is uitgegaan van gangbare arbeid, zoals geconcretiseerd in de EZWb.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en dat appellante geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht die haar stelling zou onderbouwen. De uitspraak bevestigt dat het hoger beroep niet slaagt en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de proceskosten worden niet vergoed.