In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die in Portugal woont en bezwaar heeft gemaakt tegen besluiten van het CAK met betrekking tot zijn zorgverzekering. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van de appellant niet-ontvankelijk had verklaard. De appellant had in 2014 en 2016 bezwaren ingediend tegen besluiten van het CAK, maar de rechtbank oordeelde dat deze bezwaren niet tijdig waren ingediend. De Raad stelt vast dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de bezwaarschriften tijdig heeft verzonden. De gemachtigde van de appellant heeft geprobeerd aan te tonen dat de bezwaarschriften tijdig zijn ingeleverd, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.